Het akkoord werd opgezegd. Tevoren had de Republiek nog geprobeerd geschilpunten
bij te leggen door arbitrage. Men moet daarom wel tot de conclusie komen
dat de bereidwilligheid om te onderhandelen aan Nederlandse zijde niet
langer bestond , concludeerde historicus Smit in 1975 voor een gehoor van
geschiedenisleraren. (1)
Als alibi voor het besluit verklaarde Den Haag dat de Republikeinse
leiders zich niet aan de afspraken hadden gehouden. Dat was geen wonder,
want in feite betekende het ak koord van Linggadjati voor de Republiek
dat ze de in 1945 uitgeroepen onafhankelijkheid wel kon vergeten. Buï
tenlandse betrekkingen bijvoorbeeld werden niet toegestaan. Ondanks het
verbod had de Republiek haar diplomatieke betrekkingen wel al, en met succes,
uitgebreid en was Indonesië in feite erkend door de VS, Engeland,
Australië , China en de Arabische landen. De Republiek wilde voorts
niets weten van een door Nederland voorgestelde gemeenschappelijke gendarmerie.
Handhaving van rust en orde op Republikeins gebied werd gezien als taak
van de Republiek en van haar alleen.
De militaire top, generaal Spoor, vice-admiraal Pinke - de eerste had
al met ontslag gedreigd als niet overgegaan werd tot militair optreden
- werd door Den Haag op haar wenken bediend. Overigens had het Nederlandse
leger ver voor die eerste politionele actie al een try-out gegeven. Op
6 januari 1947 begon de commandant van het eerste eskadron pantserwagens
in Medan (Sumatra) zuiveringsacties, notabene binnen de door generaal Spoor
himself vastgestelde demarcatielijn. Uiteraard werden door het groots opgezette
offensief niet alleen drie nieuwe posten bezet, maar werd meteen de bestaande
demarcatielijn uitgebreid.
In Palembang op Java was hetzelfde gebeurd. Daar eiste de Nederlandse
commandant dat de Republikeinen niet alleen de stad, maar tevens een gebied
binnen een straal van twintig kilometer moesten ontruimen. "De Republikeinen,
geïntimideerd door het eerdere optreden, gaven hieraan gevolg. De
Nederlandse troepen trokken vervolgens binnen. (2)
Ook in Buitenzorg was het Nederlandse leger actief geweest. De commandant
daar -kolonel Thomson - had geprobeerd zijn positie binnen en buiten het
demarcatiegebied te versterken. Op zee liet Pinke zich intussen evenmin
onbetuigd. Begin janua ri 1947 boorde een Nederlands marineschip bij Cheribon
een Republikeins schip de grond in. Het leek erop of Van Mook de militairen
carte blance had gegeven. (3)
De door de regering Beel uitgeroepen `politionele actie' van juli 1947
kreeg een toepasselijke naam mee, Operatie Produkt. Minister-president
Beel deelde het sein tot de aanval aan de Tweede Kamer mee: De actie is
aangevangen: te middernacht van 20 op 21 juli, Javatijd."
De marsroute van het leger was gericht op het terugwinnen van de gebieden
die economisch belangrijk waren. De militaire opmars had dan ook veel weg
van een tocht van suikerfabriek naar suikerfabriek...
Militair gezien was Operatie Produkt een succes.
In een week waren belangrijke gebieden die voedsel en exportgewassen
produceerden" weer onder Nederlandse controle. Meer dan duizend ondernemingen
lagen binnen de door de Nederlandse troepen bezette gebieden. Het duurde
wel even voordat de plantagegebieden tot produktie kwamen en de opbrengst
een redelijk peil bereikte. Men loste dit echter op door de goudvoorraad
van de Javasche Bank te verkopen. (4)
W. Drees, die in het kabinet Beel de post van Sociale Zaken beheerde,
schreef in zijn memoires het een begrijpelijke maar een onjuiste gedachte
te vinden dat het in de eerste politionele actie de bedoeling zou zijn
om het kolonialisme te handhaven, het ging er slechts om de voedselvoorziening
te waarborgen en om betere mogelijkheden te scheppen voor een economisch
herstel. (5)
Maar het succes van de operatie leverde tevens de grootste moeilijkheden
op. Te veel kilometers, te weinig soldaten. Dus moeten de Nederlandse militairen
onophoudelijk en rusteloos patrouilleren. In zwaar terrein, door vreemde
dorpen, over bruggen en paden, of juist niet, als er misschien mijnen liggen
op de ver sperde wegen. Terwijl ze zelf altijd de kans lopen in een hinderlaag
te vallen, moeten ze bij de boeren in de desa's en kampongs de indruk wekken
dat het Nederlands gezag bescherming en veiligheid biedt. (6)
De Nederlandse soldaten, die de marsroute van het Nederlandse leger
naar de gebieden waar de ondernemingen gevestigd waren, meemaakten, omschreven
de mars later niet zonder cynisme `als een nogal lange wandeling'.
In Nederland kreeg de radioluisteraar enthousiaste verslagen. Als teken
dat de vrede in zijn kampong is teruggekeerd hangt de desaman een kooitje
met een tortelduif op. Mieters, he, zo'n duifje?! Kom, we gaan maar weer
verder."
Het plan om `door te stoten naar de pesthaard Yogyakarta', waarop zowel
door Van Mook als generaal Spoor aangedrongen was, ging niet door. De ministers,
die tot de Partij van de Arbeid behoorden, achtten het niet mogelijk daarvoor
medeverantwoordelijkheid te dragen , aldus Drees.
Bezetting van het regeringscentrum van de Republik Indonesia zou namelijk
nooit goedgekeurd worden door socialistische zusterpartijen en vooral niet
door die partijen die regeringsverantwoordelijkheid droegen, zoals de Britse
Labour Party.
Ook het NVV werd ingeschakeld en kreeg opdracht buitenlandse vakbonden
te bewerken, zodat zij boycotacties van Nederlandse schepen door havenarbeiders
zouden verbieden.
Het eerste Nederlandse schip dat door de Australische vakbond van transportarbeiders
al geboycot was, heette de Van Heutsz, die in 1945 de leden van de Nefis
(Netherlands Forces Intelligence Service) van Brisbane naar Indonesië
moest brengen. De inlichtingenofficieren, onder wie het hoofd van deze
dienst, generaal Spoor, moesten zodoende hun bagage zelf aan boord sjouwen.
De boycot - in Australische termen Black Armada - was gericht op Nederlandse
schepen die bestemd waren om na de Japanse nederlaag troepen en wapens
uit Australië naar Indonesië te brengen. De schepen werden besmet
verklaard, toen men merkte dat de wapens gebruikt zouden worden tegen de
jonge Republik Indonesia. Aan deze Black Armada hebben in Australië
verblijvende Indonesische ballingen deel gehad.
"In 1942 hadden de Nederlanders een vijfhonderd ballingen, die in Boven
Digul waren geïnterneerd - velen van hen sinds de opstand van 1926-1927!
- naar Australië overgebracht. In Australië aangekomen sloten
de Nederlanders de Indonesiërs meteen op in kampen, onder het voorwendsel
dat zij evenals Japanse krijgsgevangenen vijanden waren van de Geallieerden.
Maar twee van de gevangenen slaagden erin tijdens het transport briefjes
in het E ngels in handen van Australische arbeiders te spelen. De Australische
pers en vakbeweging werden actief en de Nederlanders werden gedwongen de
ballingen vrij te laten. De Indonesiërs, waaronder vele leden van
de PKI (de communistische partij van Indonesië) waren al voor de Japanse
nederlaag overtuigd, dat hun land na het einde van de oorlog onafhankelijk
zou worden. (7)
Een aantal van hen werd na de bevrijding weer opgesloten door de Nederlanders,
gelijk met Indonesische schepelingen die geweigerd hadden m et Nederlandse
schepen uit te varen. Met hulp van de Australische pers en vakbonden kregen
zij tenslotte toestemming om naar de Republik Indonesia te gaan. Wat daarbij
opvalt is hoe een groep van onvrijwillige emigranten in staat is gebleken
de ontwikkelingen in hun land op effectieve wijze te beï nvloeden.
Dit konden zij bereiken door een grote onderlinge eensgezindheid, en door
de moed om represailles van Nederlandse zijde, en, bij tijden, ernstige
tegenwerking van officiële Australische instanties, te trotseren.
(8)
Op het moment van de Black Armada bevond de Nederlandse cineast J. Ivens
zich in Australië. Hij had begin 1945 van de Nederlandse regering
de opdracht gekregen een documentaire te maken in Indonesië. Nadat
duidelijk was geworden dat de omst andigheden radicaal veranderd waren,
heeft Ivens de opdracht teruggegeven. In plaats daarvan nam hij de acties
van de Australische dokwerkers op. Ivens schreef daarover later: Ofschoon
de Nederlandse regering pogingen deed mij uit Australië te laten deporteren,
kreeg ik de toezegging van de Australische minister van Informatie dat
ik net zo lang in Australië mocht blijven als ik wilde. Vanuit het
raam van mijn kamer kon ik het begin van een indrukwekkende stakingsactie
in de haven van Sydney zien. Nederland had een groot aantal schepen in
de Australische havens liggen met wapens en ammunitie om in Indonesi ë
te interveniëren. Deze schepen waren bemand met Indonesische zeelieden.
Deze gingen in staking en weigerden de Nederlandse schepen naar Java te
varen. Veertien Australische vakverenigingen van dokwerkers weigerden op
die besmette schepen oorlogsmateriaal te laden. Daarna sloten zich de Chinese,
Australische, Maleise en Indiase zeelui bij de staking aan. Een daad van
internationale solidariteit met de onafhankelijkheidsstrijd van het Indonesische
volk.
De gefilmde acties vormden de eerste anti-koloniale film van na de
oorlog: Indonesia Calling. De film werd uit het niets geschapen. (9)
Nadat de film van Ivens was uitgebracht, trok de Nederlandse regering
zijn paspoort in. Hij werd als persona non grata beschouwd. Dertig jaar
later werd Ivens in zijn woonplaats Parijs gehuldigd door de toenmalige
minister Brinkman. Hij overhandigde Ivens de grote culturele prijs
het "Gouden Kalf" en stelde een ton beschikbaar om diens archief te ordenen.
Daarbij sprak Brinkman de opmerkelijke woorden: "Ik constateer dat de geschiedenis
U meer gelijk heeft gegeven dan uw toenmalige opponenten."
In de geboortestad van Ivens, Nijmegen, werd enkele jaren geleden een
plein herdoopt in Joris Ivensplein.
Naar aanleiding van deze rehabilitatie van de wereldberoemde cineast merkte de historicus G. Harmsen tijdens een in 1988 gehouden reünie van Indonesië-weigeraars in Dronten op: "Maar hoe staat het nu met de vele politieke geestverwanten van Ivens uit de jaren 1945-1949 die in zijn schaduw staan? Zij waren met hem van mening dat elk volk recht op zijn vrijheid heeft."
Noten
1. C. Smit, De dekolonisatie van Indonesië, Groningen 1976.
2. J. J. p . de Jong, Diplomatie of strijd, Meppel 1988.
3. Idem.
4. Idem.
5. W. Drees, Zestig jaar levenservaring, Amsterdam 1962.
6. C. v. Heekeren, bewerking NOS-documentaire, Den Haag-Franeker 1985.
7. W.F. Wertheim, Informatiebulletin voor Zuid-Oost Azië, januari
1983.
8. Idem.
9. J. Ivens, Autobiografie van een filmer, Amsterdam 1970.