Vijf uur lang mochten burgers - ouders, vrouwen en verloofden op het terrein doorbrengen. Ze stonden er al voor de schildwachten order kregen de hekken te openen. Met de trein of met de bus waren ze gekomen. Onder de bezoekers waren mensen die er vier tot vijf uren reizen v oor over hadden gehad om hun zoon of man te bezoeken. Er werd veel gepraat, er werd af en toe gelachen. De bewaking bleef gehandhaafd en de tafels waren niet met tact, maar wel zorgvuldig gerangschikt. De ergste raddraaiers moesten met hun familie apart zitten, voor zover ze niet in een cel opgeborgen waren. "Er heerste een sfeer van angst en verbetenheid, want we wilden niet naar Indië , schreef één van die Schoonhoven-weigeraars die later `vrijwillig' op de Zuiderkruis zou stappen.
Het Depot Nazending Schoonhoven was in 1947 door de legerleiding opgezet,
omdat de gevangenissen te vol werden, maar ook omdat men van mening was
dat de `Indië-weigeraar' een speciale behandeling nodig had.
In dit depot werden alle militairen verzameld die hetzij wettig hetzij
onwettig waren achtergebleven. Aangezien al spoedig kon worden vastgesteld,
dat de oorzaken van de Indië -desertie zijn te zoeken, eensdeels op
economisch terrein, anderdeels in de angst voor het onbekende, vatte de
commandant van het Depot zijn taak a ldus op, dat Schoonhoven geen gewoon
detentiekamp moest worden, maar de gelegenheid moest scheppen om de oorzaken
van de desertie weg te nemen en te bestrijden en zo mogelijk voorts ook
deze eenvoudige soldaten het begrip bij te brengen, dat hen in Nederl ands-Indië
een taak wachtte, die zij als goed vaderlander hadden te vervullen. De
burgerij van Schoonhoven, voorgegaan door haar Burgemeester en de kerkelijke
autoriteiten, behoorde al spoedig tot de grootste medewerkers van de Commandant",
aldus meldde in formele taal de Militaire Spectator in 1948.(1)
In het artikel wordt verder opgemerkt dat in Depot Schoonhoven een
"niet te definiëren sfeer van eerlijkheid en openheid, flinkheid en
zelfrespect hing waarvan verreweg de meeste deserteurs al spoedig de heilzame
werking ondervonden."
Bijna alle Indonesië-weigeraars kwamen daar terecht als ze gepakt
werden.
In het tuchtkamp kregen ze drie maanden de tijd om op hun dwaling terug
te komen. Het wilde zeggen dat alle middelen aangewend werden om de weigeraars
alsnog over te halen zich Indië-bereid te verklaren...
Door verschillende vormen van intimidatie is dat ook gelukt.
Van de
meer dan tweehonderd weigeraars die niet met de laatste transportschepen
naar Indonesië wilden, bleven er uiteindelijk 84 op dat standpunt
staan.
Bij de heropvoeding van de Schoonhoven-jongens werd de familie niet
gespaard. Zo kregen families van soldaten die in de noordelijke provincies
woonden, regelmatig bezoek van een commissie `uit de burgerij van Schoonhoven'
om, zoals dat genoemd werd, `het wanbegrip op te heffen bij de ouders'.
Dezelfde commissie fungeerde vaak ook als censor van de brieven die
de in Schoonhoven gelegerde soldaten naar huis schreven of van thuis ontvingen.
Zo hoort één van deze weigeraars van de geestelijk verzorger
dat zijn vader hem een brief gestuurd heeft, waarin deze erop aandringt
dat zijn zoon toch naar Indië moet gaan. Maar de weigeraar blijft
halstarrig, hij antwoordt dat hij niet op de boot zal stappen. In de loop
van het `gesprek' verzekert hij de dominee dat zijn vader hem dat nooit
geschreven kan hebben. De geestelijk verzorger houdt vol. Tot de weigeraar
onthult dat zijn vader geen letter "nog niet zo groot als een koe op papier
krijgt; mijn vader kan lezen noch schrijven, nooit geleerd."
Na het bezoek aan het kamp, als de families voor de lange reis naar
huis te aanvaar-den nog even bij elkaar komen in het dorpscafé van
Schoonhoven, wordt het Lacs (Landelijk Actie Comité tegen uitzending
van militairen uit Schoonhoven) opgericht. Het initiatief werd genomen
door Truus Roffel, de moeder van één van de Schoonhoven-jongens,
Wil van Kempen.
Een paar dagen erna heeft het comité een onderhoud met de minister
van Oorlog, Schokking. Hij verzekert de delegatie van ouders dat hun zoons
beslist niet tegen hun wil ingescheept zullen worden. Wanneer de Waterman
vertrokken is, maakt de leiding van kamp Schoonhoven bekend dat het grootste
deel van de weigeraars alsnog geheel vrijwillig op de boot is gestapt die
hen naar Indonesië zal brengen. Hoe vrijwillig dat geweest is, blijkt
uit brieven die het Lacs in de weken na het vertrek van het troepentransportschip
ontvangt.
"Heden ontving ik nog een brief van (...) uit Indonesië. Hieruit
blijkt dat de jongens voor het vertrek was gezegd dat bij weigering de
straffen verhoogd zouden worden van zeven tot vijftien jaar."
"Aangaande jongens uit Schoonhoven kan ik u mededelen, dat mijn zoon
bij degenen hoort die op de boot is gegaan terwijl hij niet wilde."
"Mijn zoon is gezwicht voor de zware bedreigingen en met de Zuiderkruis
vertrokken. We hebben bericht van hem ontvangen uit Port Said."
Er worden protestvergaderingen gehouden, niet alleen in de grote steden
maar ook in kleine plattelandsgemeenten. Duidelijk werd namelijk dat er
wel degelijk dienstplichtigen, weigeraars, onder druk waren gezet bij de
inscheping.
Door het Lacs wordt een manifest in een oplage van 500.000 exemplaren
verspreid, waarin opgeroepen wordt amnestie te verlenen aan Indonesië-weigeraars.
Het geld ervoor was met dubbeltjes en kwartjes bijeengebracht door de comité
s die inmiddels overal in het land waren opgericht. Veel steun kreeg het
comité van de Nederlandse Vrouwen Beweging die zich al bij eerdere
gelegenheden uitgesproken had tegen de koloniale oorlog en uitzending van
dienstplichtigen.
Bij het vertrek van de laatste twee troepentransportschepen in 1948
(de Zuiderkruis op 25 october en de Grote Beer op 11 november) varen een
aantal Rotterdamse NVB-sters met een gehuurd speedbootje de Nieuwe Waterweg
op. De vrouwen ontvouwen, als de schepen passeren, een spandoek met de
tekst `Schiet uw broeders niet dood'. Het bootje wordt bij de twee acties
door de waterpolitie opgebracht. (2)
Uit het hele land ontvangt het Lacs brieven van ouders en verwanten,
zowel van dienstplichtigen die al in Indonesië zijn, als van weigeraars
die gevangen of ondergedoken zitten.
Een meisje uit Avenhorn in Noordholland schrijft: "Mijn verloofde zit
al drie jaar In Indonesië en hoopt nu dat hij in Januari op een boot
komt. Maar voor de jongens die hier willen blijven heb ik veel respect,
omdat ze doorzettingsvermogen hebben wat niet iedere jongen bezit."
"Ik heb mijn zoon gezegd dat hij voor z'n eer en geweten niet mee kan
doen. Want wij moeders, denken met ons hart. Daarom zullen de jongens die
blijven weigeren mijn steun al tijd krijgen. Verder heb ik lak aan het
vaderland, Mijn vader had geen land."
"Zeer geliefd comité, ik moet u beleefd meedelen dat ik ook
een zoon heb die onderduiker is."
"Wat mijn zoon betreft. hij is in de nacht van 13 op 14 oktober (1948)
van z'n bed gelicht en de volgende dag naar Schoonhoven gebracht. Na zo'n
drie maanden werd hij voor de krijgsraad veroordeeld tot anderhalf jaar
gevangenisstraf. De advocaat fiscaal vond dit kennelijk niet genoeg en
ging in beroep. Het hoog militair gerechtshof verzwaarde daarop het eerste
vonnis tot twee en een half jaar. Bij de uitspraak die drie weken later
plaatsvond kreeg m'n zoon drie jaar."
Noten
1. E. Dankbaar, Soldatenverzet, Hond van Dienstweigeraars, geen datum.
2. J. van Lingen en N. Slooff, Van verzetsstrijder tot staatsgevaarlijk
burger, Baarn 1987.